From 1 - 10 / 36
  • Dit kaartbeeld laat een globaal beeld zien van de geschatte gemiddelde (nitraat)belasting in het grondwater (situatie periode 2030 - 2040) bij voortzetting van het mestbeleid (op basis van MINAS verliesnormen; situatie eind jaren negentig) en de huidige hydrologische situatie. EU-norm grondwater; 50 mg nitraat per liter; dit is het Maximaal Toelaatbare Risico: MTR

  • Het LGN4-gewassenbestand is een bestand met informatie over gewassen op basis van TOP10-vector. De landbouwpercelen in de TOP10-vector zijn onderverdeeld in gewaspercelen door extra grenzen te digitaliseren op basis van satellietbeelden.Vervolgens zijn de satellietbeelden geclassificeerd op gewastype. Deze gewassen zijn daarna teruggekoppeld aan de percelen in TOP10-vector. De verrasterde versie van het LGN4-gewassenbestand is ge-integreerd in het LGN4-bestand.

  • Het LGN4-veranderingenbestand is een rasterbestand met een resolutie van 25 meter. Dit bestand geeft de plaatsen aan waar veranderingen in landgebruik in de periode 1995-2000 hebben plaatsgevonden.

  • Regionale waterberging gebruikt in de IHS (Integraal Hydrologisch Streefbeeld). Het zijn overstromingsgebieden met frequentie 1 maal per 20 jaar. Gebieden die eens per 20 jaar of vaker in de huidige situatie inunderen, rekening houdend met klimaatsveranderingen.

  • Locaties met peilbuizen voor meting grondwaterstand op verschillende dieptes. Af en toe toevoeging of verwijdering enkele meetpunten

  • Bestand met historische jaagpaden en trekwegen. Deze wegen zijn oorspronkelijk bedoeld om binnenschepen voort te trekken. In het begin door mankracht, later door trekdieren. Het stelsel van kanalen en gekanaliseerde waterwegen met jaagpaden op de kruin van de dijk kwam tot volle ontwikkeling in de 17de en 18de eeuw. Het verschil tussen een jaagpad en een trekweg ligt in de breedte van het dwarsprofiel van het begaanbare deel langs de waterweg. Langs de paden staan op sommige plaatsen nog rolpalen om een schip door een bocht of uit de monding van een haven te trekken (Haulerwijk, Stavoren).

  • Voorspelde fout van Gemiddeld Voorjaars Grondwaterstand (GVG) t.o.v het locale maaiveld in de Provincie Noord-Brabant. De waarden per gridcel geven de voorspelde fout van de GVG aan in cm.

  • Historisch bestand met locaties waar in de geschiedenis kleiwinning heeft plaatsgevonden. De voor de kleiwinning geschikte gebieden werden perceelsgewijs afgeticheld (gemiddeld zo'n 60 centimeter) en daarmee werd hun maaiveld sterk verlaagd, waardoor ze goed herkenbaar in het landschap liggen, tussen de niet afgegraven hoger gelegen percelen. Meerdere honderden hectares kleiland moeten aldus in de loop der eeuwen zijn afgegraven. De kleiwinning langs de (voormalige) zeedijken houdt verband met uiteenlopende fasen van dijkaanleg en -verzwaring, waarvoor de benodigde klei zoveel mogelijk in de onmiddellijke omgeving werd gestoken. Een aantal van deze 'dyks-delten' of dijkputten is thans als natuurgebied in beheer.

  • Grenscontouren van het veenlandschap (2m-maaiveld) in Fryslân.

  • Voorspelde fout van de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) t.o.v het locale maaiveld in de Provincie Noord-Brabant. De waarden per gridcel geven de voorspelde fout van de GLG aan in cm.