From 1 - 10 / 78
  • Het Bestand Bodemgebruik 2010 bevat digitale geometrie van het bodemgebruik in Nederland. Voorbeelden van het bodemgebruik zijn verkeersterreinen, bebouwing, recreatieterreinen en binnen- en buitenwater. De begrenzingen zijn voor een groot deel gebaseerd op de Top10NL (BRT). bij het interpreteren zijn luchtfoto's leidend. De gegevens zijn ingewonnen in de zomer van 2010. In 2014 is dit het meest actuele bestand van het bodemgebruik. In 2015 wordt het Bestand Bodemgebruik 2012 gepubliceerd.

  • Het bestand bevolkingskernen 2006 bevat statistische kerncijfers per bevolkingskern. Lees voor meer informatie: https://www.cbs.nl/-/media/imported/documents/2010/17/2010-bevolkingskernen-2006-art.pdf?la=nl-nl

  • Water kan op veel plekken geborgen worden. Dit bestand geeft een beeld van de Waterberging in grote meren, waarmee de maximale bergingscapaciteit van de grote oppervlaktewateren bedoeld wordt. Deze is in beeld gebracht in m3 voor verschillende peilopzetten. De extra bergingscapaciteit wordt weergegevenbij een peilopzet van 10cm, 20cm en 30cm.

  • Waterzuivering vindt plaats via veel verschillende (chemische, fysische, biologische) processen. Het is niet mogelijk om dit in een indicator te vatten. Daarom wordt in deze kaart een aspect van zuivering uitgelicht, filtratie door Quaggamosselen. Deze mosselen hebben de laatste vijf jaar grote effecten op waterkwaliteit, inclusief het voorkomen van blauwalgenbloei. In deze kaart is weergegeven tot welke mate de waterkolom wordt gefilterd door mosselen. Bij hoge filtering is er sprake van substantiële invloed op waterkwaliteit en doorzicht. Deze kaart is samengesteld uit de werkelijke meetlocaties met behulp van kriging.

  • Deze kaart geeft een overzicht van kansrijke maatregelen, verspreid over Nederland, om de bergingscapaciteit van de ondergrond te benutten. De bergingscapaciteit voor water in de ondergrond biedt veel mogelijkheden, zowel ten behoeve van zoetwatervoorziening tijdens droge perioden als voor het opvangen van neerslag- en hoogwaterpieken. De ondergrond werkt in beide gevallen regulerend, als een buffer, om het effect van extreme klimatologische omstandigheden op te vangen en te verkleinen. De ecosysteemdienst die de ondergrond biedt is in dit geval het vasthouden van gebiedseigen water in bovenstroomse gebieden. Dit wordt ook wel bergen aan de bron genoemd. Voor perioden van droogte biedt benutting van de bergingscapaciteit mogelijkheden voor de zoetwatervoorziening, doordat het geborgen water langere tijd beschikbaar blijft, zowel voor onttrekkingen (drinkwater, beregeningswater, proceswater), als via grondwaterstroming. Dit laatste leidt tot een constantere voeding van natte (kwelafhankelijke) natuurgebieden. Voor een selectie van zeven waterregulerende maatregelen (afkomstig uit de Fresh Water Options Optimzer; Van Bakel e.a., 2014) zijn de inlvoed van de fysische eigenschappen van de ondergrond in kaart gebracht. Een 8e maatregel is daar later aan toegevoegd (zie verderop in de toelichting) Het gaat om de volgende maatregelen: (1) drains2buffer - aanleg van dieper gelegen, regeblare drains in gebieden met dunne regenwaterlenzen in zoute kwelgebieden met als doel verdikking van de zoetwaterlens. (2) regelbare drainage - vervanging traditionele drainage door regelbare en/of klimaatadaptieve drainage. (3) kreekruginfiltratie – verhoging van de grondwaterstand door actieve infiltratie via drains. (4) freshmaker – injectie van zoet water in zoute watervoerende pakketten middels horizontale putten. In tijden van schaarste wordt het zoete water teruggewonnen. Injectie (op 5 – 10m diepte) wordt gecombineerd met onttrekking van zout water op een iets grotere diepte (15 – 20m) om de zoetwaterbel op zijn plek te houden. (5) verticale ASR – Aquifer Storage and recovery – injectie van zoetwater tijdens perioden van overschot middels een verticale put en onttrekking van datzelfde water via diezelfde put in tijden van schaarste. (6) waterconservering door aanleg van stuwen die zowel het oppervlaktewater als het grondwaterpeil verhogen. (7) waterconservering door slootbodemverhoging (figuur 1) die de drainagebasis verhoogt (8) MAR – Managed Aquifer Recharge – actieve infiltratie bij overschot; terugwinning middels pompen of via natuurlijke wegen benedenstrooms als voeding voor beeksystemen en andere natte natuurgebieden.

  • De kaart toont de natuurwaarde van natte en vochtige ecosystemen in Nederland. De kaart is gebaseerd op waargenomen plantensoorten (per km2) uit de database van Stichting Floron (Florbase-2N), gecombineerd met een natuurwaarde berekening met het model DEMNAT (Deltares) op basis van de mate van ontwikkeling. Gebieden met een hoge natuurwaarde zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van water van een goede kwaliteit om de ontwikkeling zeldzame soorten mogelijk te maken. Deze kaart is daarmee een indicatie van gebieden waar water van goede kwaliteit beschikbaar is voor aquatische en terrestrische natuur. In Nederland zijn grofweg vijf typen natuur te onderscheiden: 1. Hoge zandgronden met bossen en droge heide 2. Natte natuur met hoge waterpeilen zoals het IJsselmeer, de weerribben en oppervlaktewater- gevoede veenplassen. 3. Kwelafhankelijke natuur die veelal in beekdalen te vinden is. 4. Overstromende natuur, zoals de uiterwaarden in het rivierengebied. 5. Duinen en stranden Aquatische natuur bevindt zich in type 2 en 3. Kwelafhankelijke natuur is gebonden aan hoge grondwaterstanden en grondwater met een specifieke chemische samenstelling (basen rijk en niet verontreinigd). De kwelafhankelijke natuurgebieden zijn voornamelijk te vinden in beekdalen, maar ook in andere gebieden waar sprake is van een kwelsituatie, zoals langs de Hondsrug, de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe waar de natuur wordt beïnvloed door het grondwater. Andere systemen die sterk afhankelijk zijn van de grondwatersituatie zijn hoogvenen en vennen. Ook in de duinengebieden is de natuur vaak afhankelijk van specifieke beïnvloeding door grondwater. In veel kwelafhankelijke natuur is sprake van verdroging en verzuring door te lage grondwaterstanden in omliggend gebied (door drainage) of door grondwateronttrekkingen (Aggenbach, 2005, Witte et al. 2007). Ook kan in aquatische ecosystemen sprake zijn van verdroging wanneer te veel water wegzijgt, naar omringend gedraineerd gebied met lagere waterpeilen. Om dit te compenseren wordt gebiedsvreemd water ingelaten, dat vaak niet de gewenste kwaliteit heeft. Zowel in aquatische als terrestrische ecosystemen is vaak sprake van vermesting door te voedselrijk grondwater of oppervlaktewater. Al deze knelpunten leiden tot afname van de biodiversiteit (Aggenbach, 2005, Witte et al. 2007). Meerdere ecosysteemdiensten maken gebruik van dezelfde watervoorraad. Voor aquatische natuur (rivieren, beken, sloten en kreken) is het van belang dat voldoende water van goede kwaliteit aanwezig is. Beschikbare grondwatervoorraden spelen hierin een cruciale rol, niet alleen voor de levering van voldoende water, maar ook van de juiste kwaliteit. De capaciteit van deze voorraden neemt af door gebruik voor andere ecosysteemdiensten, zoals onttrekkingen voor irrigatie en drinkwater (figuur 1). Ook andere ontwikkelingen die ingrijpen op de grondwaterstanden en stijghoogten, zoals (toename van) drainage in landbouwgebieden, kunnen van grote beperkende invloed zijn op kwelafhankelijke natuur.

  • De Nationale EnergieAtlas informatielagen Kadaster betreffen enkele deelkaarten die Kadaster heeft samengesteld. Samen met deelkaarten van andere organisaties vormen deze de basis voor de Nationale EnergieAtlas. Kadaster heeft hierin deelkaarten samengesteld over bezitsverhouding van woningen, potentiële Nul op de Meter woningen en gebouwbezit van de overheid.

  • Het betreft hier het wingebied voor schelpenwinning met mogelijkheid voor informatie over locatie van huidige winning en gewonnen hoeveelheid schelpen. Schelpen vormen een natuurlijke grondstof die van oudsher langs de kust gewonnen wordt. De schelpen die gewonnen worden bestaan uit voornamelijk fossiele schelpen van bijvoorbeeld kokkels, mosselen, nonnetjes en gapers. De schelpen worden gebruikt als bouwgrondstof voor diverse toepassingen, zoals drainage, isolatie, monumentenrestauraties, oeverbeschermingen, vogelrustplaatsen, fiets- en wandelpaden, gritfabricage, mengvoeders e.d. Schelpenwinning is toegestaan in gebieden tot 50 kilometer uit de kust, vanaf de NAP -5 m dieptelijn. De winning vindt behalve in de Noordzee en de Voordelta plaats in de buitendelta’s en zeegaten van de Waddenzee. In de Waddenzee en Voordelta vindt dit plaats op door natuurlijke processen vrijgekomen banken van (dode en veelal fossiele) schelpen. Er worden derhalve geen zandlagen door de schelpenvissers verplaatst. Er is voor de winning van schelpen landelijk beleid vastgesteld in de Landelijke Beleidsnota Schelpenwinning (1998) en in de partiële herzieningen (2001 en 2004) hiervan. De hoeveelheden schelpen die gewonnen mag worden is gebonden aan een vergunning onder de Natuurbeschermingswet. De schelpenwinning in de Waddenzee wordt gereguleerd door contingentering en zonering. De maximaal te winnen hoeveelheid schelpen wordt berekend op basis van de natuurlijke aanwas van de schelpen. Het quotum van te winnen schelpen is kleiner dan het natuurlijk gemiddelde jaarlijkse natuurlijke aanwas van schelpen (in de Waddenzee). Het totale jaarlijkse winquotum voor de periode van 2014-2016 is vastgesteld op 160.000m3. Hiervan mag maximaal 50% (80.000m3) in het PKB-gebied Waddenzee worden gewonnen. In de praktijk wordt de winning vooral bepaald door de vraag. In de periode2007-2010 is 135.000 m3 per jaar gewonnen. Het is nu nog onduidelijk hoe de vraag naar deze natuurlijke grondstof zich zal ontwikkelen hoewel een kleine verschuiving verwacht wordt van de Waddenzee en de Voordelta naar de Noordzee.

  • De kaart laat het internationale verkeersscheidingsstelsel voor de scheepvaart zien op het Nederlandse Continentaal Plat (NCP) als onderdeel van de functie van water in de voorziening van transport. Het Nederlandse Continentaal Plat (NCP) behoort tot de drukst bevaren zeeën ter wereld. Nederland is als handelsnatie afhankelijk van het vervoer van goederen. Het belangrijkste deel hiervan vindt plaats via vaarwegen en over de Noordzee. De Noordzee is een belangrijke schakel in scheepsroutes en dient als verbinding tussen Europa en de andere wereldmarkten. De zee en de binnenwateren maken transport mogelijk op een grootschalige en relatieve goedkope manier. Over de Noordzee ligt een uitgebreid netwerk van internationale scheepvaartroutes en vaargeulen, het verkeersscheidingsstelsel, dat het scheepvaartverkeer in goede banen moet leiden. Oorspronkelijk bedoelt ter vergroting van de veiligheid, dient het verkeersscheidingsstelsel ook als instrument voor de ruimtelijke ordening op zee en ter bescherming van het mariene milieu. Het verkeersscheidingsstelsel zorgt ervoor dat de schepen een optimale, veilige afstand kunnen bewaren tot elkaar, tot olie- en gasplatforms en tot andere objecten zoals windmolenparken. Tegengestelde verkeersstromen richting de havens worden gescheiden en grote tankers varen via de 'diepwaterroute', verder uit de kust. Recreatievaart mag deze route juist niet gebruiken. Rijkswaterstaat houdt toezicht en begeleidt het verkeer op zee. Op zee kunnen conflicten met ander gebruik optreden zoals instelling van gebieden met een beschermende status, reservering van gebieden voor offshore energieopwekking, en olie en gas exploratie en productie.

  • Deze kaart toont de gemiddelde energiebesparingspotentie onder koopwoningen op verschillende regionale niveaus.