From 1 - 10 / 14
  • Ministerie VROM. Oude versie van het kustfundament. In 2011 vervangen door nieuwe versie in het Barro.

  • Grens van het gebied PKB Waddenzee

  • Ministerie VROM. Kustfundament, het landdeel hiervan. Oude versie, vervangen in 2011 door nieuwe versie in het Barro.

  • De doorgaande NAP -20 meter dieptelijn is een vereenvoudiging van de fysieke NAP -20 meter dieptelijn. De fysieke of werkelijke NAP -20 meter dieptelijn is erg grillig en kan onder invloed van zandtransport door stromingen en golven veranderen. Daarom is gekozen voor de doorgaande NAP -20 meter dieptelijn. Die is vastgelegd in coordinaten en verandert niet. De doorgaande NAP -20 meterlijn is voor Zeeland al in 1993 doorgevoerd in het 'Beleidsplan Voordelta', dat ook ondertekend is door LNV, en voor de rest van de kust in het 'Regionaal Ontgrondingenplan Noordzee' in 2004 en in de 'Nota Ruimte' in 2005/6. In de Nota Ruimte is daar de term 'zeewaartse begrenzing kustfundament' aan gehangen. De ligging van de doorgaande NAP -20 meter dieptelijn is in overleg tussen V&W, LNV en VROM tot stand gekomen en in coordinaten vastgelegd in het "geopakhuis' bij RWS Noordzee. De NAP -20 meter is niet willekeurig gekozen. In het Deltagebied en in het Waddengebied gaat op die diepte de onderzeese kusthelling over in de vlakkere zeebodem. Lokaal wordt dit wat gecompliceerd door ebdelta's en zandbanken, maar het is wel een goede keus als grens voor het kustsysteem. Daarnaast is op basis van de doorgaande NAP -20 meter dieptelijn op 2 km zeewaarts hiervan een lijn gedefinieerd ter begrenzing van de grootschalige zandwinning.

  • De indicator is een schatting van potentiele koudewinning uit plassen dieper dan 10 meter voor koeling van woon- en verblijfruimten, ziekenhuizen, computercentra e.d. In Nederlandse stedelijke gebieden zijn voor zandwinning 20-40 meter diepe putten gegraven welke daarna als recreatieplas bleven bestaan. ’s Zomers ontstaat in deze plassen op 5-8 meter diepte een temperatuurspronglaag (thermocline) waaronder 5-10 °C koud water bewaard blijft van de vorige winterse periode. Deze koudevoorraard kan gebruikt worden of wordt gebruikt voor koeling. Momenteel wordt nog alleen koude gewonnen uit de Nieuwe Meer en de Ouderkerkerplas in het zuidelijke stedelijke gebied van Amsterdam. De waterschappen verlenen de vergunning voor de koudewinning waarbij getoetst wordt op waterkwaliteit, visgroei en waken voor hinderlijke vormen van algenbloei, met inspraak van belanghebbenden in het recreatieve gebruik of nut van de plas. Deze kaart geeft een voorbeeld voor drie plassen ronde Amsterdam en geeft alleen beeld van de directe koudewinning uit plassen.

  • Het betreft hier gebruik van oppervlaktewater ten behoeve van sportvisserij. Sportvissen is een belangrijke vorm van openluchtrecreatie en natuurbeleving. Naar schatting 1,27 miljoen Nederlanders vissen gemiddeld ruim 7 keer per jaar (Hammen& De Graaf, 2013) in het binnenwater. Landelijk zijn er 506.000 sportvissers aangesloten bij een hengelsportvereniging en nog eens 81.000 sportvissers zijn niet aangesloten maar bezitten wel een Kleine VISpas. Het is een groeiende vorm van recreatie, sinds 2006 is het aantal aangesloten sportvissers met 44% gestegen (Sportvisserij Nederland, 2014). De sportvisserij zorgt voor een economische omzet van ruim 700 miljoen euro op jaarbasis en veel werkgelegenheid (www.sportvisserijnederland.nl). De hengelsportverenigingen werken landelijk samen onder de paraplu van Sportvisserij Nederland. Sportvissers zijn voor het vissen afhankelijk van een goede visstand, toegang tot het water en juridische toestemming om het water te mogen bevissen. Er wordt daarom regionaal veel samengewerkt met waterbeheerders en lokale overheden die vaak de verantwoordelijkheid dragen voor deze drie factoren. Deze samenwerking vindt vaak plaats binnen Visstandbeheercommissies (www.visstandbeheercommissie.nl). Sinds de invoer van de Kaderrichtlijnwater (KRW) is de waterkwaliteit van het oppervlaktewater en daarbij de parameter vis in het bijzonder, steeds belangrijker geworden. Aangezien de waterbeheerder door de KRW verantwoordelijk wordt gesteld voor het verbeteren van de waterkwaliteit, wordt er veel geïnvesteerd door Waterschappen in het behalen van de ecologische doelen. Sportvisserij Nederland doet sinds 2011 onderzoek naar het gebruik van de grotere wateren in Nederland door de sportvisserij. Voor het grootste deel van deze wateren is het sportvisserijgebruik in beeld gebracht (Sportvisserij Nederland, 2014). Binnen de sportvisserij wordt ook veel onderzoek gedaan naar de visstand. Verder kunnen sportvissers zelf hun vangsten registreren via http://www.mijnvismaat.nl. Via deze website houden 90.000 sportvissers hun vangsten bij, er zijn ruim 800.000 vangsten geregistreerd (www.mijnvismaat.nl). De sportvisserij op snoek vindt over heel Nederland plaats maar het aantal gemelde vangsten is hoger in de KRW-waterlichamen in het dunststbevolkte deel. In de kaart zijn de snoekvangsten gekoppeld aan de KRW waterkwaliteitstoetsing van lijnvormige, stromende en stilstaande zoete wateren (typen R5, R6, R7, R8, R9, R10, R11, R12, R13, R14, R15 , R16, R17 en R18 en M1 tot en met M10). Bij toetsing van de R en M -watertypen aan de waterkwaliteit valt op hoe beter de waterkwaliteit (goed en matig), des te hoger de snoekvangst. Een slechte waterkwaliteit (ontoereind en slecht) geeft over het algemeen een lage snoekvangst. Uitzondering is de regio Utrecht (Woerden) waar in water van slechte waterkwaliteit goede snoekvangsten zijn geregistreerd.